Bevruchting van de eicellen via ICSI

Voor de bevruchting wordt ICSI gebruikt: de injectie van Ć©Ć©n zaadcel in elke eicel. Die bevruchtingstechniek levert immers de meeste embryoā€™s op en vermijdt problemen bij de uitvoering van de genetische test op de embryonale cellen: van alle verzamelde en bevruchte eicellen ontwikkelt zich negentig procent tot een embryo.

De embryobiopsie

Een biopsie bestaat uit de wegname van een beetje materiaal uit de embryoā€™s die in-vitro zijn ontstaan. Daarbij zijn er twee opties:

  • Optie 1

Op dag drie na de bevruchting worden Ć©Ć©n (of twee) cel(len) weggenomen om die genetisch te analyseren.

Terwijl de diagnose wordt gesteld op de weggenomen cel(len) gaat in de broedstoof de ontwikkeling van de gebiopseerde embryoā€™s verder, tot dag vijf.

  • Optie 2

De introductie van nieuwe technieken maakt het intussen mogelijk om de genetische diagnose pas op dag vijf na de bevruchting uit te voeren. Bij de ontstane embryoā€™s wordt dan een stukje trofectoderm weggenomen. Dat levert meer cellen en dus meer DNA-materiaal op.

Omdat het meer dan twaalf uur duurt voor dat materiaal geanalyseerd is (en embryoā€™s beter niet later dan dag 5 of 6 teruggeplaatst worden), worden de gebiopseerde embryoā€™s ingevroren.

Lees verder onder de afbeelding.
Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.

 

Na analyse: mogelijke status van elk embryo

  • ā€˜Gezondā€™ voor het onderzochte genetisch defect en van goede morfologische kwaliteit
  • ā€˜Gezondā€™ voor het onderzochte genetisch defect en van slechte morfologische kwaliteit
  • Embryo vertoont het onderzochte defect en is morfologisch van goede of slechte kwaliteit
  • In het geval van HLA-typering: HLA-compatibele embryoā€™s versus ā€˜gezondā€™ maar niet HLA-compatibel
  • Geen diagnose gesteld
     

Volgende stap: embryotransfer >