Interventionele radiologie

Interventionele radiologie behelst operaties die uitgevoerd worden met controle van beelden. Dit kan eenvoudig op de mammografie (punctie borst) of echografie (bijv. schildklier) om op een scherm een naald te volgen wanneer naar een letsel toe geprikt moet worden. Het doel is om ervoor te zorgen dat de radioloog op precies de juiste plaats prikt. Dit kan ook bij de CT-scan om nauwkeuriger dieper gelegen, structuren in de longen of de buik aan te prikken. Zo kan ook een abces worden leeggemaakt (vochtophoping) of een naald ingebracht om een letsel te verbranden.

Bloedvatonderzoeken

Onder interventionele radiologie vallen ook de bloedvatonderzoeken. De radioloog onderzoekt dan bloedvaten naar analogie van de katheteronderzoeken bij de cardioloog. Er wordt geprikt in een slagader en een dun buisje wordt opgeschoven in de bloedvaten tot aan nieren, lever of hersenen. Eens ter plaatse kan de radioloog de bloedvaten bekijken door kleurstof in te spuiten en eventueel behandelen met een ballon en stent om het bloedvat open te maken of met lijm of partikels om het bloedvat dicht te maken. Een speciale techniek binnen deze angiografie is de trombectomie. De radioloog haalt dan via een buisje een klonter weg uit een bloedvat, bijvoorbeeld in de hersenen.

Lokale verdoving

Al deze technieken worden meestal uitgevoerd onder lokale verdoving zoals bij de tandarts. De patiƫnt voelt het prikje van de verdoving maar de rest van het onderzoek is meestal pijnloos. In complexe gevallen wordt overgegaan tot totale verdoving.